artikelen
 
 
 
>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN


Boekbespreking: 

Franca Treur,
Dorsvloer vol confetti
Uitgeverij Prometheus, Amsterdam, 2009; 220 blz.
(30 januari 2010)

 

Je staat er nooit zo bij stil, bij
zilvervisjes. Eigenlijk had ik er nog
nooit veel van gehoord. Ze duiken op
in Dorsvloer vol confetti, de
debuutroman van Franca Treur,
over het leven in een streng gelovig
gezin op Walcheren, Zeeland. Oma
heeft er last van in de keuken, als
gevolg van het feit dat aan het eind
van de oorlog Walcheren onder
water werd gezet. Het vocht dat in de
muren trok is er nooit echt helemaal
uit verdwenen, en zo is het huis een
paradijs voor de kleine beestjes.

 

Een paar dagen nadat ik het boek had gelezen
las ik in de krant een artikel over zilvervisjes.
Toeval, zou je zeggen, maar volgens
de hoofdpersonen in Dorsvloer vol confetti zou
het vast zo bestierd zijn geweest.
Het gaat veel over het geloof. Dagelijks is men er mee bezig. En niet bepaald met veel
plezier. “God dienen is iets wat je van nature niet ligt. Als het te gemakkelijk gaat, dan is
er iets grondig mis. Ze hoort het elke zondag en ze hoort het van de oma. Het wonder
van de wedergeboorte gaat gepaard met ongemak, zelfverloochening, zelfhaat en
dikke tranen van ellende.” (blz. 82)
Het zijn dan ook geen Samen-op-weg christenen waar we het over hebben, maar
gereformeerden aan de uiterste rechterkant van het spectrum. De Gereformeerde
Gemeente, zo lijkt het. Drie keer per zondag gaat men ter kerke, de dames uiteraard
met bedekt hoofd en in rok, de heren in het zwart. Preken in drie punten die de kinderen
na afloop nog moeten kunnen opnoemen. Eén van de zoons krijgt verkering met een
meisje van een andere, ook een zware, gereformeerde kerk, de Oud Gereformeerde
vermoed ik. Als het uitraakt is dat een soort opluchting: twee geloven op één kussen…
De hoofdpersoon is Katelijne, de enige dochter uit het gezin van zeven kinderen. Ze
breekt zich voortdurend het hoofd over de vraag of ze al dan niet behouden zal worden.
En ze zit met de paradox, wat het voor zin heeft om goed te doen, als God toch al
precies heeft bepaald wie wel en wie niet…
En daar spreekt ze nog al eens over met haar oma.
“De rooms-katholieken denken dat hun goede werken in Gods ogen nog iets
voorstellen, terwijl je toch moet weten dat er van de mens uit geen nagelschrapje bij
hoeft.” Daarom koopt oma “niet bij de V&D, omdat die rooms zijn. En dichter bij huis
krijgt elke dominee die in hun gemeente psalm 1 laat zingen van haar een aantekening,
omdat daarin de werken der vromen worden geprezen en beloond.” (blz. 54)

Kortom, het leven is geen pretje. Aan de andere kant is het toch een heel vermakelijk
boek. Het heet een roman te zijn. Maar een echt plot kent het verhaal niet. Ik heb meer
de indruk dat het een soort levensbeschrijving is. Een opeenvolging van
gebeurtenissen, een aantal korte verhalen, uit Katelijnes leven, soms grappig, soms
ontroerend, maar altijd aangenaam en met humor geschreven: “Katelijne (…) denkt dat
voetbal uitgevonden is door mensen die niet konden vangen.” (blz. 183) En als het over
boter gaat bedoelt ze niet “de valse substantie in plastic kuipjes, die alleen zo heet
omdat de hagelslag erop blijft liggen.” (blz. 32)

Als oma de krant uit heeft gaat hij naar de boerderij waar Katelijne en haar ouders en
broers wonen. Alleen de sportbijlagen doet ze er niet bij “omdat ze de jongens mogelijk
zouden aanzetten tot sportverdwazing.” (blz. 51)
En “tegenwoordig kun je al nergens geen nieuwe rokken meer kopen met fatsoen. Het
is de Satan die daarachter zit, hoor, die probeert om alle vrouwen aan de broek te
krijgen.” (blz. 145)
Opvallend vind ik dat, ondanks de vroomheid van het gezin, het taalgebruik soms
behoorlijk rechtstreeks is: een koe die staat te zeiken, en moeder (consequent ‘de
moeder’ genoemd, net als ‘de vader’ en ‘de oma’) die vindt dat Katelijne de zaak heeft
lopen verneuken.
“Wie meent te staan ziet toe dat hij niet valle” zegt de oma op een gegeven moment
ook (blz. 187). Mij stoort het dan dat dat ‘ziet’ niet, zoals het hoort (in I Korinthiërs
10:12), in de aanvoegende wijs staat: ‘zie’. Maar misschien ben ik een kniesoor…

Voor wie de sfeer in de zware gereformeerde hoek enigszins kent, of misschien wel
herinnert uit het eigen verleden als ‘gewone’ gereformeerde, is het een prachtig boek.
Uw scribent las het in één ruk uit. Heel veel zaken zijn zo heerlijk herkenbaar,
bijvoorbeeld, als Katelijne op de kermis wordt gesignaleerd en te horen krijgt: “Stel dat
er iets was gebeurd. Denk je dat je op zo’n plaats voor de Heere had kunnen
verschijnen?” (blz. 159)
De verleiding is groot om nog veel meer te citeren, maar dat zou jammer zijn voor wie
het boek van plan is te gaan lezen.
Ik kan het iedereen van harte aanraden. Het geeft een mooi beeld van een
bevolkingsgroep die uiterst serieus met het geloof bezig is. Naast een zekere
vermakelijkheid maakt zo af en toe ook een fikse portie ontroering zich van de lezer
meester.

Kees Steketee

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN