artikelen
Een nieuw liedboek, wat nu
? (2)
(9 maart 2013)
De artikelen die we als redactieleden voor deze pagina
vervaardigen mogen bestaan uit maximaal zo ongeveer
900 woorden. Dat dwingt tot bondig schrijven, aan de
andere kant draagt het het gevaar in zich dat je niet
alles kwijt kunt wat je te melden hebt.
Toen ik vier weken geleden over de verschijning van
het Nieuwe Liedboek schreef bleven een aantal zaken
onderbelicht, en wekte ik misschien de indruk vooral als
gefrustreerde organist (na 9 jaar columns weet de lezer
op welke bank ik ’s zondags meestal zit) te schrijven.
Over dat
organist-zijn gesproken: het doet me pijn als ik lees dat mensen kerk en
geloof verlaten
(in deze volgorde, maar het kan ook heel goed andersom!) en dan als argument,
ik las het letterlijk
in mijn lijfblad, soms met ‘dat wanstaltige orgel’ aankomen. Ikzelf hou veel
van het orgel, maar ik
kan me hun reactie toch wel voorstellen. Als organist word je geacht (van
welke musicus wordt zoiets
überhaupt gevraagd) om, soms a la minute, wat tijd op te vullen, voor de
dienst wordt er soms wel
tien minuten (achtergrond)muziek verwacht, logisch dat het er dan soms niet
allemaal altijd even
flitsend en muzikaal aan toe gaat. De kerkganger ervaart het als eindeloos
gebrei zonder kop of
staart. Het valt ook niet mee, als de organist aan het afronden is, maar hij
zijn eindpunt steeds
moet verleggen omdat de begintijd van de dienst op een ander horloge wordt
bepaald dan het zijne…
Zingen
De belangrijkste
taak van de organist is er voor te zorgen dat de gemeente lekker kan zingen,
en als er een onbekend lied op de lijst staat mag je dat op de vroege
zondagmorgen met je
mooie warme, maar wel lage stem, ook nog eens voor gaan zingen.
Hulde aan al die organisten die zich met hart en ziel van hun taak kwijten, en
ontzettend hun best
doen om er iets moois van te maken, met, dat ook nog, in hun achterhoofd het
calvinistische
gedachtegoed dat je er niet bent om er iets moois van te maken, maar om de
gemeentezang
te dienen, functioneel te zijn, te sturen. Het gaat niet om jou, en je zit
daar vooral niet om
virtuoze solo’s weg te geven.
Niet iedere organist is gezegend met al die talenten die nodig zijn om dat
allemaal even goed te doen.
En, voor alle duidelijkheid, ik weiger me te voegen in het koor van
bevoegdheidsverklaringen en
diploma’s: een conservatoriumdiploma is een soort minimumgarantie dat je
muziek kunt maken,
dat je je klassieken kent, maar ik ken er genoeg met zo’n diploma, waarbij je
gewoon niet lekker
kunt zingen. En omgekeerd zijn er, gelukkig maar, legio amateurs, waarbij dat
wel kan!
Zonder al die amateurorganisten zouden we het in onze kerken al helemaal niet
redden.
Pianospelen
In ons nieuwe
liedboek komen ook veel liederen die “om een pianobegeleiding vragen”.
Daarover kun je trouwens nog discussiëren, want ik vind dat je op een orgel
net zo goed kunt
swingen, opwekking kunt spelen, jazz, of op een blues-achtige manier. En dat
zeg ik niet omdat
ik geen piano kan of wil spelen. Ik doe dat niet minder graag dan dat ik in de
orgeltoetsen grijp.
Maar de ervaring leert me dat een gemeente begeleiden met een piano (of een
vleugel, dat is wel
veel mooier, maar dan nog) een stuk minder gaat dan met een orgel. Het geluid
draagt nou
eenmaal niet zo lekker.
De volgende vraag is dan wie die (amateur)pianisten zijn die in staat zijn de
liederen te gaan
begeleiden die om die pianobegeleiding vragen? Niet elke organist speelt ook
piano. Een piano
is namelijk iets heel anders dan een orgel. En begeleiden is, ook op piano,
iets gans anders dan
braaf de noten spelen die er staan.
Terzijde: Ik kreeg een keer een klas kinderen op bezoek in de kerk, en ook de
meester zag
kennelijk voor het eerst van zijn leven een orgel. Zijn conclusie was dat het
orgel “eigenlijk
een soort ouderwetse piano” was…
Ik kreeg dankzij een sympathieke collega die dicht bij het vuur zit inzage in
een proefbundel
voor het nieuwe boek. De liedboekbouwers weten natuurlijk ook dat niet iedere
gemeente een
pianist of pianospelende organist heeft. Ik zag bij een lied zowel een
pianobegeleiding als een
orgelzetting. De pianopartij stond in zes mollen, Ges groot, de organist mag
het in één mol doen,
in F. Wat is daar dan de gedachte achter? Tegemoet komen aan de (kennelijk)
beperkte organist,
of gaat men er van uit dat, als er dan een pianist is, dat die wel erg goed
zal zijn?
Geruststelling
Ik kreeg van dezelfde
collega, ook de verzekering dat we minder gaan kwijtraken dan ik suggereerde.
Dat stelt me wel weer gerust.
Maar ik blijf me zorgen maken.
Niet om mijn positie als organist, maar wel om de gemeente die niet meer weet
wat er verwacht wordt.
En die er van uit gaat dat alles wat in het boek staat dus gezongen moet kunnen
worden.
Een andere zorg is trouwens de vraag welke gemeenteleden het boek überhaupt
zullen gaan
aanschaffen. Als ’s zondags alle teksten worden gebeamerd is er weinig
aanleiding om zelf het
boek te hebben.
Of je moet de behoefte hebben om thuis eens verder te kijken.
Misschien levert dit artikel wel de aanleiding daartoe…
Kees Steketee
Op 25 mei 2013 wordt het Nieuwe Liedboek in
Monnikendam gepresenteerd.
Zie ook www.liedboek.nl